Met deze drie principes moet rekening worden gehouden
Aangezien omgevingslawaai onze gezondheid en prestatievermogen in aanzienlijke mate kan beïnvloeden, vormt de bescherming tegen ruis een centraal aspect bij een deskundige uitvoering van installaties. Als een bijzonder belangrijke eis wordt conform DIN EN 12056 een zo geruisloos mogelijke installatie genoemd. Dit vindt plaats met inachtneming van de volgende uitgangspunten:
1. Met akoestische ontkoppeling contactgeluiden voorkomen
Typische geluidsbronnen in installatiesystemen zijn naast vul- en armatuurgeluiden vooral inlaat-, afvoer- en stootgeluiden. Om het hierdoor veroorzaakte storende achtergrondgeluid zo laag mogelijk te houden, moet - in het bijzonder in riolen - altijd op de meest effectieve geluidsontkoppeling van leiding met het gebouw worden gelet. De geluidsontkoppeling is ook dan onontbeerlijk als de gebruikte leidingen over een geluidsdemping beschikken, aangezien storend contactgeluid alleen op deze manier effectief kan worden voorkomen.
2. Beproefde bevestigingssystemen gebruiken
De aanleg van afvoerleidingen in scheidingswanden moet zoveel mogelijk worden vermeden, en mag, wanneer toch noodzakelijk, alleen met behulp van verhoogde geluidsisolatiemaatregelen plaatsvinden. Voor de geluidstechnische ontkoppeling van het leidingsysteem van de gebouwconstructie zijn vooral beproefde bevestigingssystemen geschikt, zoals buisklemmen met elastisch geluiddempinzetstuk en/of akoestisch ontkoppelde vastpunten die het contactgeluid door middel van een elastisch medium absorberen en daardoor mogelijke geluidsbruggen tussen het leidingsysteem en het bouwwerk effectief onderbreken. Door het gebruik van hoogwaardige bevestigingselementen kan een aanzienlijke geluidsreductie tot 40 dB (A) worden bereikt
3. Bij elke planningsfase rekening houden met geluidsisolatie
Reeds aan het begin van elke bouwplanning moet er rekening mee worden gehouden, dat voor de verschillende bouwdelen door de verantwoordelijke planners een certificaat van technisch geschiktheid worden opgesteld. Deze bewijslast geldt ook voor woningafvoerleidingen in combinatie met contactgeluiddempende maatregelen in wand- en plafonddoorvoeringen (met of zonder brandveiligheidseisen) en voor woningafvoerleidingen met contactgeluiddemping bij metselwerk om geluidsbruggen te voorkomen.